De invoering van de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) en de overgang naar het systeem met modelovereenkomsten hebben al veel onrust veroorzaakt. Zoveel zelfs dat inmiddels is besloten om de handhaving van de Wet DBA in ieder geval uit te stellen tot 1 januari 2018.
Dit betekent dat u als zzp’er en opdrachtgever tot die tijd en over die periode geen boete of naheffing krijgt. U heeft hierdoor in ieder geval meer tijd om uit te zoeken of u een modelovereenkomst nodig heeft of niet.
Wanneer modelovereenkomst?
Als overduidelijk is dat u als zzp’er ondernemer bent, hoeft u niets te doen. Het werken met modelovereenkomsten is niet verplicht en is alleen bedoeld voor situaties waarin er twijfel bestaat over de aard van de arbeidsrelatie. Dat is wat staatssecretaris Wiebes heeft aangegeven.
Biedt een modelovereenkomst voldoende zekerheid?
Stel u heeft twijfels over de arbeidsrelatie en stelt samen een modelovereenkomst op. In die modelovereenkomst staan bepalingen als: ‘Opdrachtnemer deelt zijn werkzaamheden zelfstandig in en is ook bij de uitvoering geheel zelfstandig’ of ‘Opdrachtnemer verricht zijn werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding. Opdrachtgever kan wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht’. Hoe gaat de Belastingdienst controleren of er volgens deze overeenkomsten wordt gewerkt? En wat zijn de gevolgen?
Geen gezagsverhouding
De genoemde bepalingen benadrukken dat u als opdrachtnemer/ zzp’er zelf bepaalt hoe u werkt en dat de opdrachtgever alleen zeggenschap heeft over het resultaat van de werkzaamheden. Aanwijzingen over het resultaat van de opdracht zijn ook een vorm van gezag, maar deze vormen geen gezagsverhouding als bedoeld in een arbeidsovereenkomst. Bij aanwijzingen over de opdracht gaat het meer over de inhoud van de opdracht en niet zozeer over hoe de opdrachtnemer/zzp’er de werkzaamheden moet uitvoeren. Of er feitelijk wordt gewerkt conform deze bepalingen kan de Belastingdienst bijvoorbeeld achteraf controleren met een waarneming ter plaatse. Maar ook bijvoorbeeld door eventueel vastgelegde werkafspraken.
Geen uitstel voor ‘kwaadwillenden’
Alleen als er overduidelijk sprake is van schijnzelfstandigheid zal de Belastingdienst wel vanaf 1 mei 2017 de nieuwe regels van de Wet DBA handhaven. Dit is het geval als de Belastingdienst u als ‘kwaadwillend’ aanmerkt. De definitie van het begrip ‘kwaadwillend’ luidt:
“U bent kwaadwillend als u opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat u weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). De handhaving richt zich nu eerst op de ernstigste gevallen: situaties waarin partijen evident buiten het wettelijk kader treden. Het gaat daarbij dus niet om een zelfstandige professional bij wie er ruis is over de gezagsrelatie. Het gaat wel om gevallen waarin opdrachtgevers opereren in een context van opzet, fraude of zwendel. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarin sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting. Indien u als kwaadwillend wordt gezien, zal de Belastingdienst met ingang van 1 mei 2017 handhavend optreden. Dit betekent dat de Belastingdienst in geval van kwaadwillendheid correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen kan opleggen.”
Deze definitie van ‘kwaadwillend’ vindt u terug in het Handboek Loonheffingen (onderdeel 1.1.6.). Het Handboek heeft de rechtskracht van een beleidsbesluit, zodat u als opdrachtgevers en zzp’ers hier vertrouwen aan kunt ontlenen.
Uitstel handhaving
Het uitstel van de handhaving duurt in ieder geval tot 1 januari 2018. Het lijkt er dus op dat de handhavingstermijn mogelijk nog verder wordt opgeschort. Volgens staatssecretaris Wiebes hangt een verdere verlenging van de handhavingstermijn af van de voortgang en de (voorlopige) uitkomsten van het onderzoek naar de modernisering van de begrippen ‘gezagsverhouding’ en ‘vrije vervanging’ uit het arbeidsrecht. Hij laat weten dat medio 2017 opnieuw wordt gekeken of verder uitstel nodig is.