Deelnemers aan de levensloopregeling met een tegoed van tenminste 3.000 euro staan in 2015 voor de afweging of ze dit jaar doorsparen óf gebruik maken van de 80 procent-regeling en het opgebouwde saldo in één keer opnemen. Iedere keuze heeft zijn voor- en nadelen. Enkele daarvan komen hieronder aan de orde.
Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling voor nieuwe gevallen afgeschaft. Deelnemers die op 31 december 2011 een tegoed hadden van 3.000 euro of meer mogen tot en met 2021 blijven deelnemen aan de regeling. Over het tegoed kan men bestedingsvrij beschikken; het hoeft niet gebruikt te worden voor inkomen tijdens verlof. Bij voortgezette deelname bouwt men vanaf 2012 geen recht op levensloopverlofkorting meer op.
Deelnemers die hun levensloopsaldo nog niet helemaal hebben opgenomen, kunnen in 2015 gebruik maken van de zogenoemde 80%-regeling. Dit houdt in dat bij uitkering van het volledige tegoed in 2015 maar 80 procent belast is. Deze regeling geldt ten hoogste voor het bedrag van de aanspraken op 31 december 2013. Over de aangroei in 2014 en 2015 moet men 100 procent belasting betalen.
Voorbeeld 1: opnemen of doorsparen
Carla (1964) neemt deel aan de levensloopregeling sinds 1 januari 2008. Zij spaart jaarlijks 5.000 euro. Het saldo op 31-12-2013 bedroeg 32.000 euro, het saldo op het moment van opname in 2015 is 37.000 euro. De opgebouwde levensloopverlofkorting bedraagt 4 x 205 euro. Welke mogelijkheden heeft Carla met haar levensloopsaldo en welke (fiscale) gevolgen zitten er aan deze keuze?
Carla heeft verschillende mogelijkheden. Ze kan:
- blijven deelnemen met of zonder inleg,
- in 2015 het saldo in één keer opnemen of
- in de toekomst het saldo ineens of periodiek opnemen.
Belasting
Onderstaande tabel geeft de fiscale verschillen weer tussen het saldo in 2015 volledig opnemen en het saldo gespreid opnemen. Het uitgangspunt in beide gevallen is dat Carla een bedrag van € 37.000,- opneemt. Bij volledige opname in 2015 blijft 20 procent van het saldo onbelast. Stel dat Carla 52 procent belasting betaalt over het resterende bedrag. En dat zij 42 procent belasting betaalt bij een periodieke opname. Uit de tabel blijkt dat gespreid opnemen voor Carla fiscaal het meest voordelig is. Het verschil is nog groter als Carla het netto saldo op een spaarrekening zet. Hierover is zij mogelijk elk jaar 1,2 procent box 3-heffing verschuldigd. (Als Carla een lager inkomen heeft, betaalt ze minder inkomstenbelasting over de uitkering ineens.)
saldo | saldo | |
opnemen | gespreid | |
in 2015 | opnemen | |
80% van € 32.000,- | € 25.600,00 | |
Verschil saldo eind 2014 en eind 2013 | € 5.000,00 | |
Totaal belast | € 30.600,00 | € 37.000,00 |
Inkomstenbelasting (52/42%) | € 15.912,00 | € 15.540,00 |
Af: Levensloopverkorting | € 820,00 | € 820,00 |
Te betalen inkomstenbelasting | € 15.092,00 | € 14.720,00 |
Toeslagen
Stel dat Carla toeslagen zou ontvangen. Denk hierbij aan de zorg-, kinderopvang- en huurtoeslag. Opname van het levenslooptegoed heeft tot gevolg dat het toetsingsinkomen in het jaar van opname hoger wordt en de toeslag lager. Er is ook een vermogenstoets voor sommige toeslagen. Zolang Carla de levensloopregeling voortzet en het levensloopsaldo niet opneemt, telt het saldo niet mee als bezitting in box 3. Het levensloopvermogen telt dan niet mee voor die toeslagen.
WW-uitkering
De keuze om door te sparen of op te nemen kan invloed hebben op de hoogte van een mogelijke WW-uitkering. Het bedrag dat iemand opneemt uit zijn levensloopspaarregeling verhoogt het loon voor de WW in het jaar van opname. Maar alleen als er sprake is van onbetaald verlof. Een uitkering ineens verhoogt het loon voor de WW niet. Het loon waarop de hoogte van de WW-uitkering is gebaseerd (dagloon) is gemaximeerd op bijna 195 euro (op jaarbasis een bedrag van ongeveer 51.000 euro). De inleg in een levensloopregeling verlaagt het inkomen waarop een WW-uitkering wordt gebaseerd. Behalve als het inkomen, verminderd met de inleg, boven het maximum inkomen van 51.000 euro uitkomt. Dan heeft inleg géén nadelige invloed.
Bestedingsdoel
Misschien wel het belangrijkste om de keuze te bepalen is het doel van Carla. Waarom is zij begonnen met sparen in de levensloopregeling? Deed zij dat om eerder te kunnen stoppen met werken of om een langere tijd op vakantie te gaan? In de overweging om door te sparen moet worden gekeken in hoeverre de spaardoelen nog steeds relevant zijn. En of met behulp van de herziende levensloopregeling deze doelen gehaald kunnen worden. Uiteraard rekening houdend met de hierboven geschetste gevolgen.
Voorbeeld 2: Eerder stoppen met werken
Hein (1955) neemt deel aan de levensloopregeling sinds 1 januari 2008. Zijn spaardoel is het overbruggen van de periode van 62 jaar tot de AOW-leeftijd. Het saldo op 31-12-2013 bedroeg 120.000 euro. De opgebouwde levensloopverlofkorting bedraagt 4 x 205 euro. Wat kan Hein het beste doen: Doorsparen of opnemen?
Geen maximale inleg
De gevolgen van doorsparen of opnemen die in de situatie van Carla zijn beschreven, zijn voor Hein ook van toepassing. Daarnaast is er een aantal andere overwegingen. Hein is geboren tussen 1950 en 1955. Dat betekent dat de maximum inleg van 12 procent van zijn salaris niet geldt en dat hij onbeperkt kan inleggen zolang de 210 procent-grens niet bereikt is. Hij kan zo voldoende sparen om in zijn inkomensbehoefte te kunnen voorzien in de periode tussen 62 jaar en de AOW-leeftijd. Zolang het spaartegoed valt onder de regels van de levensloopregeling, vindt er geen heffing plaats in box 3. Na uitkering ineens in 2013 valt het resterende spaarbedrag net als al het andere vermogen onder de box 3-heffing.
Afrekening in 2015 heeft als voordeel dat 20 procent van het saldo onbelast is. Gezien de hoogte van het saldo, zal het merendeel in de hoogste schijf vallen en met 52 procent worden belast. De kans is groot dat periodieke opnamen tussen 62 jaar en de AOW-leeftijd tegen een lager percentage worden belast. Het is dus maar de vraag of opname ineens fiscaal het meest interessant is.
Bijdrage Zorgverzekeringswet
Tot een inkomen van ongeveer 51.000 euro moet een werkgever een bijdrage betalen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Opname van het levensloopsaldo heeft een verhoging van de Zvw-grondslag tot gevolg. Maar dit leidt alleen tot hogere lasten voor de werkgever, de werknemer merkt hier niets van. Tenzij de deelnemer geen (ex-)werkgever heeft en het saldo door de bank wordt uitgekeerd. Dan moet hij zelf, bij zijn aangifte inkomstenbelasting, de bijdrage betalen.
© 3 maart 2015 | vakblad voor financieel adviseurs