De Hoge Raad is van mening dat etikettering van het huurrecht als ondernemingsvermogen ertoe leidt dat deze huisvestingskosten volledig tot zakelijke lasten mogen worden gerekend. Hier staat wel tegenover dat er vanwege het privégebruik van de woning een bijtelling zal moeten worden toegepast.
Een ondernemer in de bouwsector verrichtte nevenwerkzaamheden voor zijn bedrijf vanuit zijn werkkamer in een huurwoning. Deze werkzaamheden bestonden uit onder andere acquisitie, administratieve werkzaamheden, planning en communicatie met leveranciers. De werkkamer vormde niet een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van een woning. Deze zelfstandige had het totale bedrag van huisvestingskosten als aftrekbaar aangemerkt en een gedeelte als onttrekking voor privégebruik bijgeteld.
Het hof was van mening dat het huurrecht geen bedrijfsmiddel was. Hierdoor werd niet toegekomen aan de vraag of het huurrecht verplicht ondernemingsvermogen, verplicht privévermogen of keuzevermogen was. Het hof vond dat de kosten voor zover deze verband hielden met de werkkamer als ondernemingskosten mochten worden aangemerkt. Alleen kon dit niet worden toegepast vanwege Artikel 3.16 Wet IB 2001, de werkkamer is namelijk naar verkeersopvatting niet een zelfstandig gedeelte van de woning.
De Hoge Raad echter, deelde deze mening niet en besloot op 12 augustus jl. dat een huurrecht dat (mede) voor de ondernemingsuitoefening werd gebruikt, ondernemingsvermogen kon vormen. Door deze etikettering van het huurrecht als ondernemingsvermogen kon het volledige bedrag aan huurkosten ten laste van de winst worden gebracht. Tegenover deze aanmerking als zakelijke kosten stond dat vanwege het privégebruik van de woning een volgens artikel 3.19, lid 1, Wet IB 2001 te bepalen bedrag aan de winst diende te worden toegevoegd.